Het was lang geleden dat ik zoveel angst had voor een voorstelling. Het soort angst om op een podium te staan waar elk beginnend artiest mee heeft geworsteld. Maar nog meer dan dat, de angst om fouten te maken die elke improvisator moet overwinnen. Waarom? Ik speelde een voorstelling in een andere taal.

Een tijdje geleden speelde ik voor het eerst een improvisatievoorstelling in het Frans. Gael Perry – een Fransman uit Strasbourg die ik eerder leerde kennen op het internationale festival IMPRO Amsterdam 2017 – vroeg me om deel uit te maken van het improvisatieteam dat hij mocht samenstellen voor het Zwitserse improtoernooi Improvissima in Lausanne. Op drie toernooiavonden speelden twee teams eerst een match d’impro, gevolgd door een longform-concept dat elk van de teams meebracht. L’équipe Strasbourgeoise bestond uiteindelijk uit twee Fransen, twee Zwitsers en twee Belgen (wat bovendien klinkt als het begin van een mop). Daarnaast was er nog een team uit Parijs en het lokale team uit Lausanne. Met ondergetekende als enige niet-moedertaalspreker van het festival…

Ben met de “Franse” ploeg op het toernooi Improvissima 2017 in Lausanne.

Frans is in principe mijn tweede taal, zoals voor de meeste Vlamingen. Qua taalbeheersing is het echter mijn vierde taal. Ik kan uiteraard een brood bestellen en voer gemakkelijk conversaties met mensen, maar luisteren naar de Franse radio is een brug te ver. Ik speel wel al veel langer in het Engels, maar daar had ik nooit ervaringen als deze omdat ik er een universitair diploma in heb en er dus minder onzeker over ben.

Angst overwonnen?

De angst om het podium te betreden, kreeg ik dan wel gauw op de knieën. Maar de angst om fouten te maken, bleef sluimeren. Fouten maken is menselijk en een belangrijk deel van de improfilosofie is net accepteren dat je af en toe faalt. Dat het falen zelfs noodzakelijk is om te leren. Wat maakt ons dan weer banger om fouten te maken wanneer we in een andere taal improviseren?

Communiceren in een vreemde taal houdt twee aspecten en dus twee moeilijkheden in:

(1) Als je zelf spreekt, wordt je taalvaardigheid op de proef gesteld en lopen complexe zaken zoals het uitdrukken van verleden en toekomst soms stroever. Een beperkte woordenschat kan ook tot onzekerheid leiden. Bedenk maar eens wat het Franse woord voor trol is als je een sprookje wil spelen.

(2) Daarnaast moet je kunnen verstaan wat de ander zegt. Ook hier speelt je woordenschat een rol, want je kan geen woorden verstaan die je niet kent. Maar vooral uitspraak en snelheid van spreken horen hier thuis. En dan wordt het vooral moeilijk als je met moedertaalsprekers samen speelt. Ook voor mij was deze drempel de moeilijkste om te nemen. Zelfs als de moedertaalsprekers rekening met je houden als je samen in een scène speelt, zullen ze vaak toch moeilijk te verstaan zijn als ze onderling spelen. Probeer dan maar eens in de scène binnen te komen. En daar is de angst voor fouten, angst om ‘kapot te maken’ wat reeds gezet is geweest.

Verrijking

Genoeg over problemen gepraat. Als je tot hier hebt gelezen, lijkt het misschien alsof het enkel moeilijk is om in een andere taal te improviseren, maar dat is niet het punt van dit verhaal. Improviseren in een andere taal is namelijk ook ongelooflijk verrijkend.

Het laat je toe om deel te nemen aan internationale improworkshops en -festivals waar je in contact komt met gelijkgestemde zielen uit de hele wereld. Chris Mead (UK) schreef daar heel recent deze blogpost over.

Je leert bovendien meer gebruik te maken van non-verbale theatertechnieken. Je spreekt minder en die leegte vul je op met meer beweging, handeling, gezichtsuitdrukking, emotie. Er is ook ruimte voor meer decor, dat beter gebruikt wordt. Zo stond ik bij het begin van een scène geïnspireerd door Roald Dahl als boom ( ja, echt!) op het podium waarna ik begon te bewegen en spreken.

Het is ook gewoon leuk, verrassend en je oefent er je taal mee op de fijnste manier denkbaar, want impro spelen we allemaal graag, toch?

Om mee te nemen

Ik leerde heel wat bij tijdens mijn Zwitsers avontuur. Zaken die ik zelf een volgende keer iets anders wil doen, of die ik gewoon wil onthouden. Vooral wil ik een volgende keer eerst eens trainen in die andere taal samen met de medespelers vooraleer ik het podium met hen in die taal betreed. We hebben uiteraard wel gepraat, en ik was ook een week vooraf nog een koffie gaan drinken met een Franse Erasmusstudente om alvast mijn Frans nog eens op te frissen. Maar voor een training was er geen tijd in het programma, al kan dat volgens mij erg nuttig zijn om af te tasten wat precies het taalniveau is van elke speler om daar ook rekening mee te houden in de scènes.

Ook is het interessant om te spelen met meerdere niet-moedertaalsprekers. Dit wordt in Nederland en Vlaanderen wel gedaan in het Engels, maar nauwelijks in het Frans. En de Franse impro-gemeenschap is vaak al een wereldje op zich. Zou het niet geweldig zijn om ook met hen de connectie te maken in hun eigen taal?


Auteur: Ben Verhoeven
Deze blogpost verscheen eerder op Improblog.nl

X